Natiestaat en kolonialisme: een ongemakkelijk verbond
De vorming van de natiestaat in de negentiende eeuw ging gepaard met kolonialistische expansie. Daarmee rijst de prangende vraag hoe de inheemse bevolking van de koloniën in het staatsverband van de natie werd opgenomen. In Natiestaat en kolonialisme: een ongemakkelijk verbond, toont H.U. Jessurun d’Oliveira hoe universalistische verlichtingsideeën stootten op de (onder meer etnische) uitsluitingsmechanismen van het natieconcept. Ter gelegenheid van zijn boek gaat Jessurun d’Oliveira met verscheidene juristen en historici in gesprek over de frictie tussen natiestaat en kolonialisme.
In Natiestaat en kolonialisme: een ongemakkelijk verbond wordt de negentiende-eeuwse geschiedenis van het Nederlandse nationaliteitsrecht beschreven vanuit het perspectief van de frictie tussen natiestaat en kolonialisme. Deze wordt bijvoorbeeld zichtbaar in de valse voorstelling op het paneel ‘Hulde der koloniën’ van de Gouden Koets die in 1898 aan de jonge Wilhelmina werd aangeboden. Kort tevoren was vrijwel de hele bevolking van Indonesië, 30 miljoen mensen, staatloos gemaakt door de Nederlandse wetgever.
Het boek onderzoekt de sterk etnisch gekleurde ideeën over de natiestaat die hard botsten met de voorstellingen over de identiteit van de gekoloniseerde volkeren die als ‘anders’ en vooral als ‘minder’ werden neergezet. Hoe konden die in de moederlanden geïncorporeerd worden? Welke ideologieën, motieven, belangen en trends zijn daarbij te bespeuren?
Een belangrijke, maar onbekende figuur in dit debat was het kamerlid Henry Levyssohn Norman, die in 1892 een amendement indiende dat leidde tot de staatloosheid van vrijwel de hele bevolking van Indonesië. Wie was hij en wat dreef hem?
En ten slotte: wat moet er gebeuren met de Gouden Koets? Handhaven als symbool van de koninklijke waardigheid of bijzetting in een museum? Tot het laatste is in feite definitief besloten. Een panel van juristen en historici buigt zich vanavond over deze en gerelateerde vragen. Een eerste exemplaar van Natiestaat en kolonialisme: een ongemakkelijk verbond wordt uitgereikt aan wethouder Sociale Zaken, Diversiteit en Democratisering in Amsterdam Rutger Groot Wassink.
Over de sprekers
Jeremy Bierbach is advocaat en verbonden aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de UvA. Hij promoveerde in 2015 op een dissertatie, ‘Frontiers of Equality in the Development of EU and US Citizenship‘, en publiceert regelmatig studies over nationaliteitsrecht en Unieburgerschap.
Guno Jones is als onderzoeker verbonden aan de Sectie Migratierecht van de VU. Zijn werk is interdisciplinair van aard: hij verbindt sociaalwetenschappelijk onderzoek met een historische inslag. Zijn interesse gaat onder meer uit naar het discours over identiteit en ‘ras’ en hun vertaling in juridische categorieën. Hij schreef regelmatig over het tweederangs Nederlanderschap van de inwoners van de koloniën.
Susan Legêne is hoogleraar politieke geschiedenis aan de VU en decaan van de faculteit der Geesteswetenschappen. Haar belangstelling gaat onder meer uit naar kolonialisme en imperialisme in vergelijkend perspectief en naar natievormingsprocessen. Ook migratiegeschiedenis en diaspora vormen haar werkterrein, evenals de bestudering van koloniaal erfgoed en zijn bestemmingen.
Gert Oostindie is emeritus hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Leiden met laatstelijk als leeropdracht Koloniale en Postkoloniale Geschiedenis. Hij publiceerde en redigeerde ruim 40 boeken en honderden artikelen over slavernij, de geschiedenis en dekolonisatie van de Nederlandse Cariben, de betekenis van het ‘thuiskomen’ van de koloniale geschiedenis voor de Nederlandse identiteit en vele aanverwante onderwerpen. Hij doet nu onderzoek naar het koloniale verleden van de koninklijke familie.
H.U. Jessurun d’Oliveira is sinds 1998 emeritus hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, laatstelijk met leeropdracht migratierecht. Ook was hij hoogleraar aan het Europees Universitair Instituut in Florence. Hij publiceerde enige honderden artikelen over nationaliteitsrecht en Unieburgerschap. Als republikein stelt hij belang in de monarchie; vandaar zijn studie over de Gouden Koets.