Verlangen
Ooit las ik een verhaal, ik weet alleen niet meer waar. En omdat herinnering een onbetrouwbaar beest is, heb ik de helft misschien wel zelf verzonnen. In ieder geval is dit wat ik me ervan herinner: een man en een vrouw traden in het huwelijk. De eerste nacht samen ging de vrouw liggen en wachtte op de man. Maar die dook naar het voeteneind. Hij raakte haar niet aan maar beroerde haar voeten met zijn adem, de hele nacht. Ze vond het verwonderlijk. De volgende nacht raakte hij alleen maar haar enkels aan. Ze werd er ongeduldig door, de lust vlamde op en ze probeerde hem omhoog te trekken zodat ze de liefde konden bedrijven. Maar hij bleef rustig haar enkels beroeren met zijn adem. De volgende nacht waren het haar kuiten die onder zijn adem bemind werden. Toen haar knieën. Ze werd gek van verlangen, maar ze begreep dat ze geduldig moest wachten tot hij haar hele lichaam was afgegaan. Je kan je er iets bij voorstellen; na de knieën kwamen de dijbenen, de schaamstreek, de buik, de borst, nek, en zo verder. Ik weet niet meer hoe het afloopt. Net een beetje zoals nu in het echte leven. Hoe zal het aflopen? Worden we al gek van verlangen?
Velen van ons zijn er nu helemaal klaar voor, om geliefden naar ons toe te trekken. Ik denk dat we zelfs vage kennissen, halve vreemden en heerlijk aantrekkelijke onbekenden nu even tegen ons aan willen drukken. Nu we weer voorzichtig vanachter de muren van onze huiselijke gevangenisjes kruipen is het natuurlijk extra schrijnend dat we nog steeds op afstand moeten blijven. Hoe lang is het geleden dat we weer eens onbehoorlijk hebben mogen knuffelen met een vriend? Ongeveer dertien weken en zes dagen op het moment van dit schrijven.
Het is zoeken naar nieuwe vormen van intimiteit. Ik heb net mijn eerste rugknuffel achter de rug, met een collega na afloop van een optreden – en het stelde niet teleur moet ik zeggen. We bleven maar doorgaan, ons verwonderend over de nieuwe sensatie die het veroorzaakte, dat kronkelen tegen elkaars ruggen.
We missen elkaar. Ik hoor het mensen naar elkaar roepen van balkon naar balkon, het galmt over de straten. Ik lees het in gebarentaal. Mijn tijdlijn staat vol met gemis. Het wordt verkondigd in speciale nieuwsbulletins op de radio. Straten vol verlangen, grachten vol hunkering. Parken die elke mooie dag weer vollopen met begerende mensen. Wat zouden we nu wel niet willen neerleggen voor een goede, degelijke brasa? Zo eentje die net iets te lang duurt, net iets te klef, die zou nu zo welkom zijn. Voor heel wat zou die onder de hamer gaan.
Ik mis jou ook. Je bent zo dichtbij maar tegelijk zo ver weg. Ik ontmoet je weer maar het blijft afstandelijk. Toch is er misschien ook een troostrijke kant aan het hele niet-knuffelen, niet-vasthouden. We hoeven elkaar ook niet los te laten.