In de briefwisseling 'Innig ben ik binnen. Over intimiteit in quarantaine' reflecteren denkers en makers op intimiteit in pandemische tijden.

Lieve inhuizige,

Geeft het verlies van vrijheid de intimiteit nieuwe dimensies, vroeg Marli zich eerder af. Ik zag dat bij mijn moeder drie maanden geleden. Zij voelde het al van mijlenver aankomen: een lockdown, zoals zij hoorde van vrienden en familie in Wenzhou, haar geboortestad. Het oude thuis dat ze achterliet werd zieker en zieker, en ze wilde haar familie in dit nieuwe land dat al meer dan dertig jaar haar nieuwe thuis was, koste wat kost beschermen.

En dus hadden zij en mijn pa eten ingeslagen, twee middagen lang; ze stopten de zes diepvrieskisten van hun snackbar vol met zes maanden aan eten voor zes mensen – zijzelf plus het aantal kinderen dat naar mijn moeders idee de komende tijd bij hen zou verblijven totdat de storm voorbij was. Haar voorzorgsmaatregelen waren niet voor niets geweest, want het coronavirus blies de wereld over en kwam uiteindelijk aan; ironisch genoeg arriveerde het in Nederland als eerste in haar thuisstad Tilburg. Mijn moeder had gehoopt de familiebanden te verstevigen, nieuwe dimensies in haar idee van intimiteit te slijpen ten tijde van lockdown. Maar helaas, het mocht niet zo zijn. En dus blies mijn moeder rouwig haar plannen om haar hele familie in haar bubbel onder te laten duiken af.

Ik denk nog steeds weleens aan alle kilo’s ingevroren groente en vlees die nu naar adem happen in al die vrieskisten, wachtend tot zij aan de beurt zijn.

Ik bleef dus in Amsterdam tijdens de lockdown, ver buiten het bereik van de beschermende armen van mijn moeder. Ik ben single, ik had niet bedacht actief te gaan daten. Huidhonger heb ik maar één keer gehad; ik heb een middag gekronkeld rondom het lichaam van een oude geliefde. Hij zei even: ik kan niet ademen door je innige omhelzing.

Ik rouwde er niet om: ik monteerde tijdens de lockdown een documentaire over daten, dat was wel genoeg. Mijn goede vriend Willem was naast mijn coregisseur ook mijn editor, dus hem zag ik op een monitor, van ver; we deelden onze schermen en werkten zo samen aan de documentaire – elke dag. We hadden meer contact via schermen dan vóór de lockdown, want onze vriendschap bestond vooral uit fysieke ontmoetingen en grapjes via de app. Maar was dat nu intiemer, of juist afstandelijker?

‘Het leek zo’n goed idee, even snel appen in plaats van de moeite nemen iemand daadwerkelijk te bellen’, schreef Mounir eerder. Het deed me denken aan een essay van Jonathan Safran Foer in The New York Times, waarin hij oppert dat moderne technologie meer verbondenheid belooft, maar intussen de afstand vergroot. Want ineens heb je de keuze om menselijk contact te negeren, zegt Foer – terwijl iemand de volledige aandacht geven de puurste vorm van vrijgevigheid is. Toch: waren mijn goede vriend en ik elkaar misschien eerder zat geweest als we wel elke dag naast elkaar zaten, werkend aan een gezamenlijk project? Vrijgevig als we beiden zijn, hadden Willem en ik dat misschien wel nodig, die ruimte om te ademen.

Inmiddels verkennen mensen om me heen weer voorzichtig de buitenwereld, als een kangoeroe in de buidel van een hoppende moeder – de wereld was zodanig ineengekrompen dat het leek alsof mensen bij elkaar op schoot zaten; op Zoom, dat wel. En nu onze bewegingsruimte zich vermenigvuldigt, exponentieel maar toch voorzichtig groeit, voelen we de ruimte die we hebben gemist, maar ook ruimte die we nooit hebben gekregen.

Op de Facebook-pagina van een Amerikaanse vriend las ik over iemand die ervoor koos om zich afzijdig te houden van een politiek standpunt, terwijl Black Lives Matter-leuzen over de tijdlijnen rondwaarden. Een vriendin lag langs een Gentse gracht en belde me: een man had haar staan fotograferen en toen zijn kaartje afgegeven; deze dr. Patrick was nooit naar een BLM-protest geweest. De gemene deler van de twee mensen: hun bestaan en huidskleur worden niet al eeuwen automatisch gepolitiseerd. Beiden kozen ervoor om hun privilege niet te gebruiken. Kiezen: dat deden ze. Wat een manier om in deze tijden aan de intimiteit van je huid en je kleur te ontsnappen.

Ik stond op een kokende Dam, ik stond op een kokend veld in het Nelson Mandela Park, ik zag en ik reikte en ik tuurde. Iemand naast me zei: ik kan niet ademen door mijn mondkapje. We hadden de lucht moeten missen in lockdown. De heroverde lucht voelde hier anders, met die rijen aan andere mensen die nu de ruimte pakten. Op welke andere manieren zouden we intimiteit ten tijde van corona kunnen inzetten voor iets dat groter is dan wijzelf?

We stonden daar als een constellatie van sterren, sterren op anderhalve meter afstand, maar met de neuzen één kant op, een vuist in de lucht en een knie op de wereld. Daar is je collectieve manifestatie van rouw, Isadora, een slinger van 15.000 lichamen, ontastbaar door de ruimte tussen ons in, maar reikend naar elkaars vingertoppen en happend naar zuurstof. We lagen jarenlang klaar als groenten in diepvrieskisten, maar we zijn eindelijk aan de beurt.

Gerelateerde artikelen