In de briefwisseling 'Innig ben ik binnen. Over intimiteit in quarantaine' reflecteren denkers en makers op intimiteit in pandemische tijden. Lees hier de brief van Gershwin Bonevacia.

Dag inhuizigen,

Ik verkeerde de afgelopen maanden in een buitengewoon heerlijke verstilling.

De Covid-19-pandemie is goed voor mij geweest. Als stadsdichter had ik eindelijk iets om over te schrijven, iets wat alle Amsterdammers tegelijkertijd voelen met nagenoeg dezelfde noodzaak. Hiervoor ervoer ik dat nooit, had ik het idee dat we Amsterdam beter konden opdelen in subculturen. Maar het is ons gelukt, door de crisis zijn we samen ‘allemaal’ geworden. Misschien is deze pandemie zo slecht nog niet, dacht ik, misschien is ze een teken voor ons om de druk op de uitgeputte hemel te doen verzachten. Dat zachte stond mij wel aan, vanaf het begin van de intelligente lockdown heb ik alles zo zacht mogelijk proberen te doen. De dagelijkse dingen met iets meer gevoel proberen te omarmen.

‘Hou je niet meer in’, riep Akwasi op de Dam. Met die woorden kwam er een einde aan mijn verstilling. Ik liet de kracht van zijn woorden binnenkomen, ik voelde een emotionele maar vooral spirituele intimiteit. Hij moest het wel tegen mij hebben. Ik voelde me aangesproken.  Lang ben ik iemand geweest die zich inhoudt, die de zaken liever weglacht, iemand die niet de confrontatie opzoekt.

Een aantal weken voor ‘de Dam’ sprak ik voor mijn interviewreeks ‘Over kunst gesproken’ met activist(e) Naomie Pieter. Ik vroeg haar of ze wel eens bang is, bang om te zeggen wat ze wil zeggen, op de manier zoals ze het wil zeggen. Ze antwoordde: ‘Tuurlijk ben ik wel eens bang, maar ik heb geen andere keuze als ik mijn einddoel wil vervullen, bang zijn of opgeven is geen optie.’ Ik wou Naomie eigenlijk vragen of ze tips heeft, voor iemand die wel angst heeft – maar daar was ik te bang voor.

In 2018 kroop ik voor de tentoonstelling We Have A Dream in de Nieuwe Kerk in de huid van niemand minder dan Martin Luther King Jr. Een half jaar lang analyseerde ik zijn gedragingen. Ik liet me inspireren door zijn visie, zijn ontwapenende manier van doen maar vooral door het feit dat hij niet bang was. Ik kan een van zijn laatste speeches bijna dromen.

‘Dit is geen oorlog tussen zwart en wit, maar een conflict tussen recht en onrecht. We willen niet alleen de rechten van de zwarte gemeenschap verbeteren, maar de rechten van de hele gemeenschap. Men moet zich realiseren dat moreel onrecht een heel volk aantast. Sommigen van ons zijn bang, maar ik ben niet bang meer. Ik wil alleen het goede doen.
Ik weet niet wat de toekomst brengt, er komen moeilijke dagen, maar het deert me niet.
Ik heb op de top van de berg gestaan. Net als ieder ander zou ik graag lang willen leven, maar ik ben niet bang meer. Want ik heb boven op de berg gestaan en ik heb het beloofde land gezien. Ik maak me geen zorgen. Ik heb geen angst. Misschien kom ik er niet samen met jullie, maar, ik zeg jullie nu, vanavond, dat wij als één volk er zullen komen.
Vanavond ben ik blij. Ik heb geen zorgen. Ik ben bang van niemand. Mijn ogen hebben de glorie gezien en de komst van de Heer. Misschien is de grootste worsteling van het menselijk bestaan wel dat we steeds proberen af te maken wat niet af te krijgen is. Dat is onze opdracht. Het leven is een lang, continu verhaal van beginnen met de bouw van een grote tempel, maar er nooit in slagen hem te voltooien.’

De laatste vier weken ben ik met verschillende organisaties in gesprek geweest over racisme en alles wat daarmee gemoeid gaat. Men vraagt mij vaak om een gevoel te beschrijven, om het tastbaar te maken voor de mensen die institutioneel racisme niet of nauwelijks ervaren. Mijn antwoord is simpel. Het voelt alsof ik minder adem krijg, alsof ik moet ademen door een mondkapje, terwijl jij al jouw hele leven lang extra zuurstof krijgt toegediend.

Gerelateerde artikelen