Hoe Lodewijk de Zestiende eruitzag
Hoe zagen Lodewijk de Zestiende en zijn gemalin Marie-Antoinette eruit? Er bestaan natuurlijk geschilderde portretten van dit Franse koningspaar, en tallozen hebben in brieven, dagboeken en memoires beschrijvingen nagelaten, waaruit het een en ander over hun uiterlijk kan worden afgeleid. Maar voor een fotografisch dubbelportret van het illustere echtpaar kwam hun dood een halve eeuw te vroeg. Beiden stierven in 1793 op de guillotine; hij was 38, zij 37.
Bij voldoende tijd van leven zouden ze de uitvinding van de fotografie misschien nog net gehaald hebben, maar de geschiedenis – in de gedaante van de Franse Revolutie – besliste anders. Afgezien van die halve eeuw tijdverschil ziet iedereen die ook maar iets weet over de verlegen en besluiteloze figuur die Lodewijk XVI moet zijn geweest en over zijn echtgenote, de bitse en ongenaakbare Oostenrijkse aartshertogin Marie-Antoinette, direct dat dit dubbelportret twee andere mensen voorstelt. Tegelijk is duidelijk dat het hier afgebeelde paar een wereld aan moeite heeft gedaan om zo veel mogelijk gelijkenis met de laatste koninklijke bewoners van het Paleis van Versailles te suggereren. Zijn bepoederde pruik, zijn brokaten jas met vest, zijn met wit bont afgezette driekanten steek, zijn bijpassende kniebroek en de puntschoenen met gespen. Haar strak gekorsetteerde jurk, haardracht en hoed ogen misschien wat minder achttiende-eeuws, maar het is allemaal zo overdadig ontworpen en uitgevoerd, dat de eerste indruk inderdaad iets koninklijks heeft, ook door het decor waarin ze poseren.
Maar op het tweede gezicht klopt er niets van, zeker niet als je er een geschilderd portret van het koninklijke paar naast legt, zoals het portret dat de Weense barokschilder Josef Hauzinger in 1778 maakte, waarop we zien hoe aartshertog Maximiliaan, de broer van Marie-Antoinette en zoon van de Oostenrijkse keizerin Maria Theresia, een visite aflegt bij zijn zuster en haar man in Parijs. In vergelijking met de aldaar zichtbare beweeglijke en lichte poses staat de hier gefotografeerde Lodewijk de Zestiende er als een brutale boer bij, met een geringschattende blik op zijn gezicht waarmee hij iedereen lijkt uit te dagen hem in rijkdom te overtreffen. De zogenaamde Marie-Antoinette aan zijn zijde zit nogal vierkant in haar enorme jurk, waarbij ook niet helpt dat haar doorgegroeide wenkbrauwen een heel andere uitdrukking aan haar gezicht geven dan de gepenseelde subtiliteit van een verzorgd koninklijk gelaat. De jurk die ze aanheeft, was een heel gevaarte om te dragen, aangezien hij door de ontwerper Charles Worth aan de binnenkant van elektrische batterijen was voorzien, zodat de draagster als een heuse Statue of Liberty een brandende lamp in haar hand omhoog kon houden.
Met dat alles is het wel duidelijk dat we hier met een Amerikaanse verkleedpartij van doen hebben. Die vond plaats op 26 maart 1883 in New York City. We zien hier Cornelius Vanderbilt II met zijn echtgenote Alice Claypoole Vanderbilt, ter gelegenheid van een gekostumeerd bal ten huize van zijn broer, William Kissam Vanderbilt.
De beide broers waren erfgenamen van een scheepvaart- en spoorwegfortuin, bijeengebracht door hun grootvader, Commodore Cornelius Vanderbilt. De diverse nazaten van deze selfmade miljardair – als je zijn nagelaten vermogen van 100 miljoen dollar naar hedendaagse dollars omrekent – zouden alleen al op Fifth Avenue tien grandioze huizen laten bouwen, waarvan het grootste een heel block in beslag nam. Het ontwerp van dat stadspaleis was losjes gebaseerd op het Château van Blois in het Franse Loiredal, en het stond tussen East 57th en 58th Street. In dat immense huis met 130 kamers en dertig man personeel heeft nooit meer dan een gezin van acht mensen gewoond. Het huis beschikte over een ontvangsthal, een door zuilen gedragen trappenhuis, een muziek- en biljartkamer, een balzaal, tientallen badkamers, een in Moorse stijl uitgevoerde rookkamer, een bibliotheek en meerdere salons. Daarmee lukte het de Vanderbilts in 1893 inderdaad het grootste particuliere huis op het hele Noord-Amerikaanse continent te laten bouwen, groter dan de stadspaleizen van de Rockefellers, de Astors en de Carnegies.
Een guillotine hoefde er niet aan te pas te komen om een einde te maken aan de heerschappij van deze rijkste familie uit de Amerikaanse gilded age. IJdelheid en verkwisting waren genoeg; het noodlot deed de rest. Op 12 december 1899 schoot Cornelius Vanderbilt II midden in de nacht overeind in zijn bed en sprak tegen zijn geschrokken echtgenote: ‘I think I’m dying.’ Enkele minuten later was hij aan een hersenbloeding overleden. Zijn echtgenote erfde 73 miljoen dollar en zou nog vijfentwintig jaar lang in het grote huis blijven wonen, totdat de 130 kamers haar in haar eentje toch te veel werden.
Voordat het huis verkocht werd, om gesloopt te worden en plaats te maken voor het warenhuis Bergdorf Goodman dat er nog altijd staat, mocht het New Yorkse publiek voor 50 dollarcent per persoon binnen een kijkje nemen. Niks plundering van de koninklijke paleizen, zoals in 1789 in Parijs was gebeurd, maar gewoon tegen betaling het einde van een tijdperk mogen bezichtigen.
Uit: De meteoriet en het middagdutje. Vijftig fotosyntheses (Boom Uitgevers Amsterdam, 2021)