Het nut van het nutteloze
Vooralsnog staat de wereld stil. Het rendementsdenken is verstomd, even stokt het blinde geloof in de marktwerking, gedurende een kort moment gaat het om meer dan nut, output, valorisatie en commercie. De cultuur, ooit afgeschilderd als niet meer dan een hobby, laat zien dat ze ook zonder lijfelijke aanwezigheid publiek heeft: acteurs lezen online voor, musici spelen voor het open raam, fotografen posten foto’s van hun thuisisolatie. Auteurs schrijven verhalen, poëzie en artikelen, filosofen denken na over de grote vragen van het leven – dat is tenslotte hun vak. ‘If you think artists are useless’, twitterde Stephen King, ‘try to spend your quarantine without music, books, poems, movies and paintings’.
Alle culturele activiteiten die voor het voorjaar in mijn agenda stonden, zijn nu, vooralsnog met potlood, naar het najaar verplaatst. Het wordt een vol herfstseizoen, iedereen zal snakken naar live cultuur en literatuur.
Tot dan lees ik. En ik schrijf. Over de ambitie van Simone de Beauvoir dwars tegen de tijdgeest in, over Madame de Staël die huisarrest kreeg van keizer Napoleon, over het harde leven in de Zuid-Franse natuur bij Jean Giono. Voor een nieuw boek wandel ik in gedachten met W.F. Hermans door Parijs.
Deze crisis is een keerpunt, denkt politiek filosoof John Gray, de globalisering is over haar hoogtepunt heen, de geopolitieke situatie van de wereld verschuift, het is afgelopen met de voortdurende mobiliteit van de mens. De vrije markt wordt beteugeld, de natiestaat is terug, hoe de EU deze crisis overleeft is de vraag. Onzekerheid alom.
‘Alle angst is een leugen’, schrijft psychiater Damiaan Denys. ‘Mensen verkiezen de leugen van de zekerheid boven de waarheid van de onzekerheid.’
Accepteer onzekerheid – het is een motto van Albert Camus, die op zijn 27e tuberculose kreeg. Hij zou jong sterven, vertelden artsen hem. Wanneer? Hoezo? Waarom? Het leven is absurd, zo besefte hij, van de ene op de andere dag kan alles veranderen. Camus ziet de realiteit onder ogen, verwerpt valse hoop, gelooft niet in de leugen: hij werkt, hij schrijft, zo geeft hij zijn leven betekenis. Ons leven is absurd, maar we zullen het ermee moeten doen. In zijn roman De pest – nu opnieuw een bestseller – wordt de stad Oran door de dodelijke ziekte getroffen. Iedereen is bang, het individu voelt zich verstikt, bedreigd. Camus beschrijft ook, aan het einde van zijn boek, het feest van de bevrijding: er wordt gedanst, mensen sluiten elkaar in de armen, het is voorbij. Maar definitief is het niet: ‘die vrolijkheid is nog altijd in gevaar’, de pestbacil sterft nooit uit – ook dat moet de mens accepteren. Waar het op aan komt is, met andere woorden, je werk te doen met passie en toewijding. Vitaal voor de geest, nuttig voor de mens.
Een roman, een symfonie, een schilderij, een film – ze blijken voor iedereen ineens verdraaid nuttig. Een roman blijkt je zicht op de werkelijkheid te kunnen verruimen, je uit je huis-tuin-en-keukensituatie te kunnen tillen. Wat wel afgeschilderd is als onbelangrijk, want niet commercieel, blijkt ineens het zout des levens. De verbeelding is crucialer dan ooit. Zelden werd het nut van het nutteloze beter bewezen.