In augustus 2020 adopteerde ik tien ex-proefmuizen: Vachtje, Breedsnuit, Kleine Muis, Mooitje, Grote Muis, Flankie, Bullie, Witoog, Kraaloog en Kleinoor. (Het duurde een paar maanden voor ik ze kon herkennen en namen kon geven.) Ze komen uit een laboratorium van de Universiteit Utrecht en maken deel uit van een pilotproject waarin dierenorganisaties samenwerken met universiteiten en UMC’s om muizen na hun werkzame leven te laten adopteren. Er worden elk jaar ongeveer 450.000 muizen gebruikt in proeven, en nog eens zoveel worden gefokt en niet gebruikt. Vrijwel al die dieren worden doodgemaakt.

De muizen hadden weinig interesse in een vriendschap met mij. Ze haalden hun neus op als ze mijn handen roken. Omdat ze wel van mijn stem houden, speel ik ’s avonds liedjes voor ze. Ze hebben mij ook niet nodig, want ze hebben elkaar. Als ze elkaar ergens tegenkomen geven ze elkaar een kusje. Bullie gaat vaak bij zieke muizen zitten om ze warm te houden. Vachtje kreeg een tumor, en toen Kleine Muis haar eens kruiste in een smalle gang in het snacklabyrint gaf ze haar een knuffel met haar voorpootjes, waarna ze tegen de muur opklom om Vachtje erdoor te laten. Soms vormen muizen kort een kring om een zieke muis, een cirkel van steun.

Behalve van het bouwen van slaapnesten en eten houden de muizen van verkennen en rennen in hun radjes. Ook de muizen met tumoren bleven lang in het rad rennen, en toen Vachtje er niet  meer in kon klimmen omdat haar tumor te groot was, ging ze er soms naast zitten om met haar handen mee te rennen.

Ondertussen zijn vijf van de muizen doodgegaan. De eerste drie snel na elkaar. De andere muizen waren er wel verbaasd over maar gingen door met hun leven. Maar toen Mooitje en Grote Muis een paar maanden later op dezelfde dag stierven was dat anders: de overgeblevenen waren een week lang timide en stil. Dieren moeten net als mensen leren wat de dood inhoudt, schrijft dierfilosoof Susana Monsó. Dat zag ik aan de muizen.

Ik besloot een artikel te schrijven over de gemeenschapszin van de muizen. Daar bleek geen wetenschappelijke literatuur over te zijn. Helemaal niks. Muizen worden zeer vaak gebruikt in experimenten, maar vrijwel alleen maar om iets te weten te komen over de mens. Omdat ze pijn voelen zoals mensen, laten mensen ze pijn voelen; omdat ze empathie voelen voor anderen, kwellen mensen die anderen voor hun ogen. Bovendien leven de muizen in laboratoria maar kort, en leer ik van deze muizen dat ze blijven leren.

Hoewel de muizen in een hok wonen en veel niet zelf kunnen bepalen, geven ze op verschillende manieren betekenis aan het samenleven met elkaar en mij. Ze hebben gewoontes, ze maken gebruik van taal, en loopradjes en kartonnen doosjes spelen er ook een rol in. Ze waren bijvoorbeeld heel blij toen ik na een uitbraak van bloedluis weer houten radjes voor ze kocht – het plastic rad rent blijkbaar minder lekker.

Klein geluk, schreef B. toen ik haar een foto stuurde van Kleinoor die zo blij was dat ik opnieuw een houten klimhuisje had gekocht, dat ze er uren in bleef zitten. En dat kleine geluk is uiteindelijk het enige geluk dat er is.

Ik leef ondertussen al zo lang, maar denk nog steeds mijn kindervragen: waarom doen mensen de dieren pijn, waarom maken ze hen dood? Meer dan we samen maken is er niet.

Gerelateerde artikelen