Nog even over gendergelijkheid
In mijn vertrouwde Billy-boekenkasten staan boeken op streng alfabetische volgorde. Dit betekent ook dat er af en toe ‘doorschuifsessies’ door mezelf, en voor mezelf, worden georganiseerd. Een onverwachts resultaat daarvan is dat boeken naast elkaar komen te staan die mooie of juist gekke combinaties opleveren, en herinneringen samenbrengen. Zoals bij de B, van De Beauvoir, waar ik voor dit stuk strandde. Ze staat op een rijtje met onder andere Hersenschimmen van Bernlef (met aantekeningen toen ik dit boek voor de middelbare school moest lezen), Japke-d. Bouma Werken doe je maar thuis (waarvan akte), Buwalda’s Bonita Avenue (lekker dik, dus uitermate geschikt voor een quarantaine), en de biografie over Boudewijn Büch van Eva Rovers, waarvan ik de boekpresentatie mocht organiseren toen ik nog bij SPUI25 werkte.
En inderdaad, Rovers is met een R maar het gaat om de B van Büch, dacht ik, toen ik dit systeem uitdokterde. Ik zou een heel essay kunnen vullen met boekenkastorganisatie. Terug naar de B van De Beauvoir en dan in het bijzonder de geweldige nieuwe biografie Simone de Beauvoir. Een leven van Kate Kirkpatrick die ik aan het begin van deze coronacrisis las. De biografie laat zien dat De Beauvoirs werk onverminderd actueel is. Zeker als je, zoals ik, de positie van vrouwen in de politiek en media onderzoekt.
De tweede sekse in de Nederlandse politiek
Vorig jaar schreef ik met mijn promotor Liza Mügge ‘De tweede sekse in politiek en openbaar bestuur: Verklaringen en oplossingen voor de ondervertegenwoordiging van vrouwen’. De titel geeft al weg dat we ons daarin door De Beauvoir hebben laten inspireren. Het essay opent met het citaat waarmee ook De Beauvoir De Tweede Sekse (1949) opent: ‘Lang heb ik geaarzeld met het schrijven van een boek over de vrouw. Het is een irritant onderwerp, vooral voor vrouwen, en bovendien is het niet nieuw.’ Inderdaad, maar anno 2020 is het helaas nog steeds nodig. Net als het werk van De Beauvoir nog steeds nodig is om de posities van vrouwen beter te begrijpen.
De reacties op het onderwerp gendergelijkheid vallen vaak in de categorieën ‘niet zeuren’ of ‘het lost zichzelf allemaal wel op’ (allebei frustrerend). Ja, we zijn een stuk opgeschoven sinds het vrouwenkiesrecht, maar we zijn er zeker nog niet. Zie hier bijvoorbeeld een grafiek met het percentage vrouwen in het openbaar bestuur over de afgelopen decennia, wat inmiddels zo rond de 35% en lager blijft hangen:
De vertegenwoordiging van vrouwen (of het gebrek daaraan) wordt door corona alleen nog maar prangender. Zelfs je bewegingsvrijheid kan binnen enkele uren worden ingeperkt, met alle gevolgen van dien – het maakt wel degelijk uit wie de beslissingen nemen.
Hoe kunnen we de positie van vrouwen in de politiek verbeteren? Ik licht één strategie uit. We weten uit onderzoek dat de zichtbaarheid van vrouwelijke politieke rolmodellen belangrijk is om andere (vooral jonge) vrouwen te inspireren om ook politiek actief te worden. En die kunnen op de langere termijn hun invloed laten gelden.
Aan de zichtbaarheid van rolmodellen kunnen juist podia zoals SPUI25 een belangrijke bijdrage leveren. Toen ik lang geleden voor het eerst aanschoof bij SPUI25 als stagiair, werd me meteen op het hart gedrukt dat er op het SPUI25-podium géén plek was voor zogenaamde ‘manels’ (all-male-panels). En terecht! Ik kijk ernaar uit weer de stemmen van vrouwelijke rolmodellen te horen bij de heropening van SPUI25, post-corona. Ook zo komen we weer een stapje dichterbij gendergelijkheid.
Het gehele essay is hier te vinden.