Brief aan de Saarein
Amsterdam, 19 maart 2025
Lieve Saarein,
Het moet ergens rond mijn vijftiende zijn geweest, mijn eerste queer café. Jij was het niet, maar je vindt het vast niet erg als ik eerst even over mijn exen praat, toch?
Ik weet eigenlijk niet meer waar het wel was, ik heb twee herinneringen door elkaar. Het was sowieso een warrige tijd, dat hele puberen van mij, met veel drank en grote quasi-poëtische gebaren.
Misschien was het met een meisje van de toneelclub waar ik hopeloos verliefd op was, in de Bordo. Weet je nog de Bordo? Met die paaldanspaal daar in het midden, en de hoge houten stoelen? We kregen shotjes en speelden scrabble aan de bar. Ik werd dronken, ik weet nog dat ik dacht: één tequila meer, dan durf ik wel te stoppen met verliefd zijn, zoek ik een ander om te zoenen.
Of het was met een date die ik via-via kende, een leuk iemand die een lamp had die van hun kamer een aquarium maakte. Die nam me mee naar de Vivelavie. Weet je nog de Vie? Er zaten daar allemaal mensen aan de bar die ik super intimiderend vond, met strakke felwitte overhemden waarvan de knoopjes zo op spanning stonden dat je hun rode beha’s kon zien. En er was iemand met zo’n ketting aan haar broek, waar ze aan trok om een zwarte klittenbandportemonnee tevoorschijn te toveren. Ik wilde dat ze me zag zonder dat ik naar haar hoefde te kijken. Ik wilde dat ze iets deed met die ketting.
De mensen daar zagen er zo anders uit dan alle queer vrouwen die ik daarvoor had gezien. Ik kende alleen sandalen en leren giletjes. Deze grote variatie aan nieuwigheid was goed voor me.
Kijk – als tiener maakte ik me vreselijke zorgen, want ik wilde graag zoenen, maar ik dacht dat er te weinig lesbische meisjes waren. Met mijn vriendinnen ging ik vaak naar dubstepfeestjes, en heel soms lukte het daar, maar dan was het altijd iemand die dat van haar vriendje mocht, terwijl die naar ons keek en af en toe een nogal hetero opmerking maakte. Dus ik dacht: ik moet er gewoon veel gayer uitzien, uitstralen dat ik beschikbaar ben, dan lukt het. Ik overwoog een button, of nee, een uithangbord, met: ‘ZOEN MIJ, IK BEN GAY’, tot ik daar in de Vie stond en me realiseerde: shit, het gaat helemaal niet om kleding. Iedereen zag er totaal verschillend uit, maar er was één overeenkomst: ze waren allemaal daar. En ik was daar, dus ik was te zoenen. Geen kwestie van uiterlijk, maar van locatie.
Na die eerste keer, welke het ook was, durfde ik vaker te gaan. Het was spannend en ik voelde me heus niet altijd op mijn gemak bij al die zelfverzekerde aangeschoten vrouwen die mij natuurlijk veeeeeel te jong vonden, maar het alsof er een luikje open was gegaan. Een mogelijkheid, zomaar in mijn stad, diezelfde stad als al die jaren daarvoor. Alsof Amsterdam een stiekem zijkamertje had waar alle mensen die op mij leken zich hadden verzameld. En ik wist eindelijk het wachtwoord.
Laten we even doorspoelen. Ik bespaar je alle domme dronken avonden in de NYX, domme dronken avonden in de Exit, ik bespaar je karaoke en van een afstandje naar iemand staren in de hoop dat zij wel durft, ik bespaar je poppers en dates en relaties en een lange complexe break-up, en ik spoel door, helemaal tot aan de eenzaamheid.
Want ik was eenzaam. Toen, ruim een jaar geleden, durfde ik dat amper toe te geven, maar achteraf kan ik het zeggen. Allebei mijn liefjes hadden het ongeveer tegelijk uitgemaakt en ook met elkaar, en pas toen ze weg waren realiseerde ik me hoeveel tijd ik met hun had doorgebracht, hoeveel tijd ik nu over had. Ik had weinig vrienden die niet ook vrienden van één van hun waren, en er waren weinig plekken, zowel fysiek als mentaal, die me niet aan hen deden denken. Ik had daar geen zin in. Mensen vroegen me mee naar de film, maar ik wilde niet. Want ze waren vast ook met mijn exen naar de film geweest, dacht ik, ook al was dat natuurlijk onzin.
Kijk, eenzaamheid is nou eenmaal… een beetje zo’n blauwe plek, zo één die eigenlijk heel lekker voelt als je erop drukt, weet je wel? Dus ik bleef er maar op drukken.
En hoewel ik geen behoefde had aan specifieke mensen, wilde ik wel mensen in het algemeen. Dat er iets gezelligs om me heen gebeurde. De tv aanzetten om stemmen te horen hielp niet genoeg. Dus toen, lieve Saarein, ging ik naar jou. En ik vond het helemaal niet leuk, die eerste tien minuten in mijn eentje. Hoe zit je op een barkruk? Waar laat je je benen? Maar twintig minuten later stond ik met iemand te praten. Een uur later te poolen. Drie uur later speelde ik een drankspelletje aan de bar met een stuk of vijf mensen die allemaal ongeveer ‘Lisa’ heetten. Sommige van die Lisa’s zie ik nog steeds soms bij jou.
Ik weet dat er mensen zijn die het vreselijk vinden, een beetje incestueus, zoiets, dat iedereen in queer cafés elkaar lijkt te kennen. Ik vind het heerlijk. Nog nooit heb ik zoveel vage kennissen gehad als nu. Ze maken korte praatjes met me, zoals dorpsmensen in supermarkten doen, stel ik me voor. Lieve bekende gezichten. En ik hoef geen vrienden te worden met iedereen, geen zorgen. Maar herkend worden, dat knikje dat zegt: ‘jij ook weer hier,’ dat gaf me het gevoel dat ik ergens was waar ik hoorde, precies toen ik dat nodig had. Ik hou zo van ergens bij horen. Ik weet dat dat niet cool is om hardop te zeggen, maar dat maakt me niks uit.
Dus, lieve Saarein, ik ben je dankbaar. En ik zal niet de enige zijn. Hoeveel mensen zouden er bij jou aan de bar iets weggedronken hebben? Ik weet dat drank geen leegtes vult, maar drinken op een plek waar je niemand iets uit hoeft te leggen over je gender of je monogamie of je stropdas of weet ik wat, dat doet dat wel.
Hoeveel mensen zouden elkaar gevonden hebben bij jou? Hoeveel vrienden, hoeveel telefoonnummers uitgewisseld, hoeveel slordige tongzoenen in je kelder, hoeveel heupen tegen de pooltafel geduwd, hoeveel rekeningen gedeeld, hoeveel pinken in elkaar gehaakt op de bar, hoeveel handen vertrouwd en vanzelf op elkaar gelegd?
Heb je zin in een liefdesverhaal, om af te sluiten?
Er was iemand die ik een beetje leuk begon te vinden. We hadden elkaars nummer niet, expres niet, beter als we het casual hielden. Maar toen was het zomaar een woensdag en ging ik op visite bij een vriend die een kitten had. Ik maakte er een filmpje van en dacht aan haar, maar dat filmpje kon ik dus niet sturen. Opeens had ik zo’n zin om haar te zien. Om haar dingen te vertellen, zomaar dingen, van alles, over niks. Toen werd het donderdag, deed ik mijn ogen dicht, en zag ik haar handen zo helder voor me dat ik ze bijna aan kon raken. Vrijdag was het gevoel nog steeds niet weg, dus ik dacht: ah, fuck het, ik ga haar wel gewoon zoeken. En ik zocht haar in ‘t Mandje. Daar zag ik haar niet, maar misschien was ze op de wc of sigaretten halen? Dus ik dronk een fluitje en danste ongemakkelijk met een mevrouw met veel pailletjes aan en een happy-birthday-hoed.
Daarna ging ik naar jou, Saarein, en daar zat ze alleen aan je bar.
Ze zei: ‘Daar ben je!’
En ik zei: ‘Ik was op zoek naar jou.’
En weet je? Zij was ook op zoek naar mij. Ook eerst in ‘t Mandje. Hetzelfde rondje, maar net niet tegelijk.
Tot snel,
Nicole