Ik vertrouwde haar eigenlijk helemaal niet,
ze had tijd om handen.
Mis-interpreteerde mijn dromen, later twijfelde ik daarover.
Ik was van plan haar aan te vallen.

Ik was van plan haar aan te vallen,
in de 42 seconden dat het een oog duurt te wennen aan het maanlicht,
nadat het licht uitgaat.

Ik wil haar een naam geven,
maar alleen een gedachte lijkt te passen.
Ik kan niet stoppen met denken dat zij denkt wat ik denk.
Onze tijd samen is niets anders dan concentratie.

Ik heb me vaak afgevraagd hoe me te verhouden
tot iemand die gemarkeerd is, diep van binnen uit elkaar is gevallen,
iemand die is ontkend.

Een meisje, haar broer en een bank.
Een broer, een bank, een zus opgesloten in haar kamer
en een moeder op vakantie.

Laat haar niet in slaap vallen,
haar broer heeft een sleutel,
moeder gelooft niet dat hij het heeft gedaan.

Hij heeft voetstappen achtergelaten onder haar oogleden,
ze hebben leren lopen zonder hem,
jagen op haar dagelijkse gebeden.

Als jij jouw vingers heel zacht over haar heupen wrijft, zal ze je stoppen.
Jouw vingertoppen doen haar denken aan de voetstappen van haar broer,
het ongeloof van haar moeder,
haar zus die haar een slet noemde omdat ze sliep.

Hoelang moet je stoppen met ademen voordat je een dag vergeet?
Onderwater hoef je niet meer te slapen,
gisteren is ze wakker gebleven,
toch kwam hij zacht.

Ik ben haar nog een keer tegen gekomen,
uitgelopen mascara, vechtend tegen de slaap.
Ik heb haar een hand gegeven, alsof we collega’s zijn.
Vind het moeilijk me te verhouden tot iemand die gemarkeerd is.

Gerelateerde artikelen