Ik heb net gedineerd met de directrice van een Sloveense literatuurorganisatie, zit nu alleen in het appartement. Het is mijn eerste van eenendertig nachten. Ik probeer mijn vriend te bellen – Skype, Facetime, WhatsApp. De WiFi is slecht. Zijn gezicht is steeds te korrelig, loopt vast of verschijnt helemaal niet. Ik bel hem op de ouderwetse manier, moet genoegen nemen met zijn stem. Ik zeg dat ik hem mis.

Ik was door de literatuurorganisatie gevraagd of ik naar Ljubljana wilde komen. Ze zouden alles voor me regelen: mijn verblijf, de reis, een honorarium. Ik hoefde alleen maar te komen en te schrijven.
Een schrijfresidentie van een maand. Natuurlijk had ik daar zin in!

De eerste dagen dat ik hier ben, praat ik alleen met de norse bakker. Hij spreekt amper Engels, snauwt de prijzen van zijn brood.

Ik kan boswandelingen maken door de achtertuin, maar blijf lang in bed liggen.
Mijn schrijfboekje ligt opengeslagen op het bureau, maar ik haal mijn pen niet uit mijn tas.

Ik tel af – 31, 30, 29. De dagen gaan traag.

De afgelopen anderhalf jaar waren mijn vriend en ik veel samen. We volgden alle coronamaatregelen braaf op, waren vaak zelfs nog iets strenger. Het was niet erg. We hadden een fijn huis, werk waarvoor we de deur niet uit hoefden, een Netflix-account, elkaar. Toch leek het me goed om ook weer alleen te zijn. Om eindelijk aan dat boek te kunnen beginnen én om een antwoord te vinden op vragen als: wat vind ik leuk om in mijn eentje te doen? Hoe vul ik mijn dagen in als ik met niemand anders rekening hoef te houden dan mezelf? Wie ben ik als ik alleen ben?

Ik app mijn vriend elke dag meerdere keren:
– Zal ik straks Mexicaans gaan eten of falafel?
– Denk je dat het Museum of Modern Art hier leuk is?
– De sauna is maar vijftien euro. Dat kan ik wel een paar keer doen. Toch?
– Hoelang duurt een maand?

Op Instagram plaats ik geen vraagtekens. Alleen uitroeptekens en veel te vrolijke smileys. Voor mijn foto’s gebruik ik een zomerse filter.

Ik ben net begonnen met schrijven. Het gaat bijna trager dan het aftellen van mijn dagen.

Het lukt me niet om antwoorden te vinden op mijn vragen. Waar ik wel achter gekomen ben: ik weet niet meer hoe ik moet koken, ben het gewoon vergeten. Al acht jaar lang is onze verdeling dat mijn vriend kookt en ik de afwas doe. Ook toen we een vaatwasser kregen, lukte het me om dat in stand te houden.

Ik open mijn laptop. Ga naar mijn favoriete pornosite. Klik de spannendste titel aan. Wanneer het filmpje eindelijk geladen is, heb ik geen zin meer.

En dan, dag zes, gaat het ineens goed. Heel goed. Ik schrijf. Drie, vier, vijf hoofdstukken achter elkaar. Ik zing onder de douche. Wandel neuriënd met een glimlach door het bos, door de stad. Als mijn leven een musical was, zongen de mensen op straat nu met mij mee. Zélfs de norse bakker.

De dag erna gaat precies zo. En de dag daarna. Ik kan me niet herinneren wanneer het schrijven voor het laatst zo goed is gegaan. Ben ik helemaal gewend geraakt? Heb ik de literaire kluizenaar in mezelf gevonden? Heb ik ontdekt hoe goed ik het kan – deze schrijverssolitude, deze creatieve afzondering? Misschien.

Maar misschien komt het ook wel omdat mijn vriend heeft gebeld: of ik het leuk zou vinden als hij een weekje langskomt.

 

Ik hoef ineens nog maar vier dagen af te strepen.

Gerelateerde artikelen