De ene stilte is de andere niet
Bij stilte moet ik altijd denken aan een zinsnede uit het liedje van Simon & Garfunkel ‘The Sound of Silence’: ‘Silence like a cancer grows’. In een van mijn verhalen heb ik het over een man die zwijgt en een vrouw die hier gek van wordt, van het groeien van de stilte. Die werpt zich tenslotte op als een verstikkend web waarin leven en contact niet meer mogelijk is. ‘Het duurt al zo lang. Ik kan er niet meer tegen’, zegt ze op een dag, ze zit tegenover hem aan tafel, handenwringend. De man beseft dat hij haar met zijn zwijgen moet hebben uitgehongerd. ‘De stilte in huis moest ondraaglijk geworden zijn, zonder dat hij het wist moest hij die hebben uitgesmeerd over het huis, de muren, het bed.’ Maar het is te laat; ze vertrekt. Stilte kan wreed zijn, onmogelijk, verstikkend.
In dit verhaal is de stilte het gevolg van het onvermogen om te spreken in een gemeenschappelijke, deelbare taal. Daarnaar te zoeken. Het is ook het onvermogen om te luisteren en te beseffen hoe een ander aan de stilte lijdt.
Wij zijn in onze samenleving stilte als filosofisch principe gaan waarderen, maar het is even vaak een voorschrift voor andere mensen om hun mond te houden. Het is vrij duidelijk te zien hoe een samenleving zich opsplitst in groepen waarin sommigen het recht hebben om te spreken, en zich niet bemoeien met stilte, nooit eens stilvallen, en anderen worden gestimuleerd om de stilte te verwelkomen, te bewonderen en uit te dragen. Zoals het geval was bij Henne Vuur in mijn laatste boek Vallen is als vliegen. Hoe exemplarisch dat de vrouw die model stond voor haar personage (een vrouw die met geen woord rept over het geweld dat zij heeft ondergaan) op een gegeven moment ook letterlijk haar stem verloor. Zij was mijn zus, en op haar begrafenis werd ze door haar zoons en andere nabestaanden geprezen om haar stilte, om haar keurige zwijgen. Het is haar leidende eigenschap geworden: ‘ze kon formidabel zwijgen’. Al zat in dit zwijgen misschien ook een aanklacht.
Over stilte, over zwijgen, zo hoog gewaardeerd, zo omkleed met zachte kleurtjes, tederheid, kalmte, sereniteit kan ik dus zo mijn twijfels hebben. De ene stilte is de andere niet.
Het zijn ook vaak mensen die wat op hun kerfstok hebben, om het zacht uit te drukken, die zwijgen, die woedend maken met hun zwijgen, met de leegte van hun stilte over gebeurtenissen, handelingen, die weigeren te spreken. Ook dat kan een gruwel zijn van stilte. De stilte waarin niets gebeurt, waarin alles wat zich afspeelt in het donzig zwart van een bodemloze stilte valt. ‘Nou, spreek!’ zeggen de boze heksenzussen tegen de dode vader in Vallen is als vliegen. De man die ooit zwijgend, in stilte, in duisternis handelde. Spreek, en hecht je eindelijk aan je daden! Maar dat weigert deze persoon. Hij is dood, dat maakt natuurlijk wat uit.
Er is soms de vreselijke stilte in de rechtszaal, waar iemand zich beroept, eindeloos blijft beroepen op het zwijgrecht. In stilte de eigen handelingen opsluit en anderen uitsluit.
Stilte, stem en spreekrecht. Gisteren zag ik de tekening voor de nieuwe cover van TIME. Voor het eerst in de geschiedenis wijken ze af van hun logo. De cover toont een afbeelding van een vrouw met een mondkapje voor, daarboven staat in grote letters, op de plek van TIME: VOTE. Stem! Want bij de stilte hoort een stem die niet klinkt, die niet wordt uitgesproken. Stem, spreken, is ook protest, is ook ruimte innemen, met golven door de lucht die zich verbinden met elkaar.
Dus voor mij is de vraag belangrijk: waar komt de stilte vandaan? Gaat de stilte aan iets vooraf? Of volgt de stilte op iets? Is het een in vrijheid gekozen stilte of is het een opgelegde afgedwongen stilte? Is het een stilte waarin gedacht en gevoeld kan worden? Is het stilte die volgt op, vooraf gaat aan, ruimte biedt voor geluid, voor stemmen, voor gezang, of voor geklaag of voor geschreeuw? Of is het een stilte die wordt gebruikt om te smoren, te verstikken, te bedekken en af te dekken.