Een oude man ligt in bed, kijkt naar de slapende vrouw naast hem en vraagt zich af wie ze is. Ze zijn tweeënveertig jaar getrouwd. Een paar dagen later overlijdt ze plots. Wanneer hij haar kasten leegmaakt, vindt hij liefdesbrieven aan zijn beste vriend – dat Helen tijdens hun huwelijk een passionele affaire had, komt voor Warren Schmidt als een totale verrassing. Ze is een vreemde voor hem. Het vervolg van de film (About Schmidt) toont hoe iemand in het laatste kwartaal van zijn leven op zoek gaat naar zichzelf, een coming of age in omgekeerde volgorde.

Een pas gevormd stel komt tijd tekort om elkaar te ontdekken – we vertellen honderduit over onszelf, we vragen de ander de kleren van het lijf en leren elkaar vervolgens ook in de bijbelse betekenis van het woord beter kennen. ‘Wat zie je toch in mij?’ is een vraag die maar zelden ontbreekt. Wat we willen horen is dat we o zo goed aan de verwachtingen voldoen, wat we vrezen is dat we schromelijk tekortschieten. Ik doe mijn uiterste best om te beantwoorden aan wat zij verlangt, zij van haar kant doet hetzelfde. Ik ben blij als het lukt, ik word kwaad op mezelf (en op haar) als wat ik geef niet is wat zij verlangt. Wat ik veronderstel te moeten geven is nooit wat de ander hoopt te zullen krijgen en omgekeerd, met als ironisch besluit ‘Je te demande de refuser ce que je t’offre, parce que ce n’est pas ça.’ (Weiger wat ik je geef, want het is toch dá niet.)

De korte versie van het vervolg vinden we in een anekdote over een gemaskerd bal in Parijs. Een geheim paar ziet eindelijk de kans schoon een avond samen door te brengen – iedereen is immers gemaskerd. Tijdens het feest vlinderen ze verliefd rond elkaar, wachtend op het tijdstip voor hun intieme rendez-vous ná het bal. Als de klok eindelijk twaalf slaat, spoeden ze zich naar de afgesproken plaats en nemen ze hun maskers af. O, verrassing: ‘Hélas, ce n’était pas lui, ce n’était pas elle non plus’ (Helaas, hij was het niet, en zij al evenmin). Elk van ons benadert de ander vanuit de eigen angst, hoop en verwachting, en ziet in die ander voornamelijk de weerspiegeling daarvan. Een verliefd stel is niet zozeer de ontmoeting van twee mensen, als wel de ontmoeting van twee op het eerste gezicht aan elkaar beantwoordende fantasieën. Achteraf blijkt de overeenkomst zelden perfect.

Een huwelijk kan de langere versie worden waarin we de ander daadwerkelijk leren kennen met al zijn angsten en verlangens, idealiter samen met de onze. Is dat niet het geval, dan gaan we vreemd, op zoek naar het andere, het betere, meestal met als resultaat het terugvinden van hetzelfde (het is ontzettend moeilijk om écht vreemd te gaan). Als kind hoorde ik buurvrouwen onder elkaar hun beklag doen over hun man, in een sappig dialect en vaak afgerond met een ‘Och ja, elk kent zijn eigen zot’ – aan de toon waarop de afrondende zin uitgesproken werd (giechelend, berustend, kwaad) kon ik afmeten hoe het zat in het koppel. Jaren later stelde ik mij de vraag of zij ook hun eigen waanzin kenden.

De ander leren kennen, écht leren kennen, kan alleen als je in dezelfde beweging ook jezelf leert kennen, bij voorkeur met het nodige mededogen.

Gerelateerde artikelen